Burgemeester Jan Rijpstra gelooft als ALV-lid van DataFryslân dat datagedreven werken ook impliceert dat je zoekt naar de mens achter de data. En dan niet alleen op gemeenteniveau, en zelfs niet alleen in Fryslân, maar in heel Noord-Nederland.
“Er worden in de dagelijkse praktijk enorm veel data verzameld binnen de gemeente. Maar het is eerlijk gezegd lastig om te beoordelen of die allemaal op de juiste wijze bij het college van B&W en de burgemeester terechtkomen. Kijk, ik heb data nodig om me een beeld te kunnen vormen van wat er speelt en daarvandaan beleid te maken, een strategie uit te zetten om ergens te kunnen komen. Ik geloof sterk in het sturen van beleid op outcome – op basis dus van de beoogde resultaten, niet ad-hoc op wat er in het hier en nu gebeurt. In Smallingerland gebruiken we bijvoorbeeld een Wijkatlas. Daarin verzamelen wij gegevens over bijvoorbeeld opleidingsniveau en sociale status. Dat is al een begin. Maar met dieper onderzoek kun je echt aangeven wat er in een bepaalde wijk gaande is. Waarom staat juist die wijk op achterstand? Welke oorzaken kunnen we aanwijzen? Wat is de langetermijntrend? En ik wil graag de gemeenteraad zo ver krijgen dat die zo’n langetermijntrend wil doorbreken, dat die zich schaart achter een continu beleid, in plaats van ad-hocbeleid. Daar kan datagedreven werken een heel goede bijdrage aan leveren.”
“Daarbij is de vraagstelling vooraf heel belangrijk. Neem die Wijkatlas: ik zou willen weten hoe in bepaalde wijken in deze gemeente de ontwikkelingsgraad is, de diversiteit, de samenstelling en vooral hoe de mensen zich voelen. Daar weten we nog te weinig over. Ik wil de gevoelstemperatuur weten; ik heb de cijfers nodig, maar ik wil ook de gezichten achter die cijfers zien. Want je zit in dat gemeentehuis, met die honderden ambtenaren, natuurlijk in een bubbel. En als er van buiten geluiden klinken van mensen die wat jij doet heel anders ervaren dan jij het hebt bedoeld, neig je ernaar meteen de hakken in het zand te zetten. Want je werkte toch op basis van harde data? Maar de analyse van die data kan natuurlijk bij verschillende beschouwers tot verschillende conclusies leiden. Dat is voor mij wel een punt bij het doen van onderzoeken. Dat de vraag wordt gesteld: hoe ervaart men het? We gaan wat dat betreft nog te weinig in de schoenen van de inwoners staan.”
“DataFryslân kan dan ook een mooi podium zijn om de burger bij beleid te betrekken. We hebben de mond vol over burgerparticipatie, maar ik kan me voorstellen dat we burgers vertellen: we gaan onderzoek doen, onder meer in uw wijk: wat zou u zelf willen weten over uw leefomgeving? Je zou mensen moeten meenemen in zo’n proces. Waarop baseert een inwoner zijn mening of zijn gevoel? De verharding in de samenleving komt omdat mensen vinden dat ze alles mogen zeggen – dat vind ik ook – maar het is vaak vooral ‘Ik vind dit’. Maar het is lastiger om erachter te komen waarom ze dat vinden. Het is belangrijk dat wij leren welke vragen wij moeten stellen om dat te achterhalen.”
“Ik vind het essentieel dat uiteindelijk alle gemeenten lid worden van DataFryslân. Stel dat er maar 12 van de 18 gemeenten lid van de coöperatie worden, dan bestaat in mijn ogen het risico dat je een vertekend beeld krijgt van de situatie zoals die nu is. Daarom hoop ik dat die gemeenten, en dan denk ik vooral aan de Waddeneilanden natuurlijk, dan bijvoorbeeld willen overwegen aan te haken bij een gemeente die wel meedoet. Ik denk dat nog een aantal gemeenten niet helemaal voor ogen hebben dat ze heel veel voordeel kunnen hebben van het onderzoek dat DataFryslân kan doen.”
“Los van de gemeentelijke blik: ik geloof ook dat onderzoek door DataFryslân naar de demografische ontwikkelingen in Fryslân echt essentieel is. Of nee, eigenlijk van heel Noord-Nederland; ik vind het belangrijk om Drenthe en Groningen er ook bij te betrekken. Fryslân is geen eiland. En data houden niet op bij de provinciegrens. Ik ben ervan overtuigd dat een goede analyse die verder gaat dan die grens, een enorme meerwaarde kan hebben voor het noordelijk gebied van Nederland. Ook om te laten zien wat wij kunnen, wat we hebben wat we willen en dat kunnen onderbouwen.”
Tekst: Diederik Plug. Foto: Marieke Balk.