Mark Stuijt is zich sterk bewust van de maatschappelijke impact van data – ten goede en ten kwade. Als lid van de Algemene Ledenvergadering van DataFryslân vindt hij het daarom essentieel dat data een vaste waarde in maatschappelijke discussies worden, en niet zelf het onderwerp van tweespalt zijn.
“Overheden zijn erg sterk in het telkens naar voren schuiven van weer een rapport met gegevens, zonder goed na te denken over wat je precies wilt zeggen – en hoe de gegevens die je presenteert dat verhaal kunnen ondersteunen. Het stikstofdossier is een goed voorbeeld: de minister laat een kaartje zien met allerlei kleuren. Maar de context ontbreekt. Er worden gegevens gepresenteerd en omdat die – in dit geval – een bepaald kleurtje hebben, schrikken sommige mensen zich dood: ‘Ik zit in een gebied op de kaart met dit kleurtje en nou moet ik ineens 90 procent van mijn vee wegdoen?’ Alleen: dat staat er niet. Maar er wordt ook niet uitgelegd wat het dan wél precies betekent. Het is in dat opzicht interessant om te zien wat data met mensen doen. Want een gegeven is nog geen feit als je de context er omheen weghaalt; dan wordt het gegeven op zich ook weer ter discussie gesteld. We moeten dus meer focussen op de vraag: wat betekenen die data nou eigenlijk – wat wíllen we ermee.
“Vaak zijn met maatschappelijke thema’s tal van sociaaleconomische aspecten gemoeid: inkomen, voorzieningen, leefbaarheid, landschapsbeheer, enzovoort. Daarvoor moeten we alle beschikbare gegevens koppelen. Dan wordt de context interessant, want die creëer je niet alleen, maar in samenwerking met alle andere betrokken partijen. Voor Fryslân is dat des te belangrijker; veel Friese gemeenten, ook de grote, beschikken bijvoorbeeld niet over eigen statistische diensten die niet alleen cijfers verzamelen, maar daar ook duiding aan geven. Ook de Friese kennisinstellingen hebben die slagkracht niet. Die zijn ook weer afhankelijk van andere kennisinstellingen. We zijn als Friese partijen tot elkaar veroordeeld, zou je kunnen zeggen. Dat maakt het essentieel om op grote schaal samen te gaan werken, op provinciale schaal. Dat is ook logisch. We vissen allemaal in dezelfde datavijver – en we weten van elkaar waar de beste visstekken liggen. Daarom vind ik het essentieel dat zoveel mogelijk partijen aansluiten bij DataFryslân.”
“DataFryslân kan als onafhankelijke partij, met de kennis die we vanuit onze leden verzamelen, het hele verhaal vertellen, als afzender zonder bijbedoelingen. Zo kunnen we laten zien wat bepaalde maatschappelijke thema’s betekenen. Letterlijk én voor de Friese samenleving. Een onderwerp als biodiversiteit bijvoorbeeld, dat gaat niet over het beschermen van dat ene, unieke plantje; het gaat over de instandhouding van een heel systeem van natuurlijke verscheidenheid dat het mogelijk maakt dat de natuur kan blijven functioneren. Dat kun je prima onderbouwen met data. En op het moment dat je als DataFryslân zulke zaken kunt laten zien en duiden, dat je duidelijk maakt wat het belang ervan is voor de Friese burger, dan verduidelijk je zaken waarover de mensen in de krant lezen. En help je wellicht om de ‘angst’ voor cijfers te verkleinen.”
“De rol van DataFryslân is des te belangrijker in tijden als deze waarin verhitte discussies over maatschappelijke thema’s worden gevoerd – en de komende jaren komen er de nodige pijnlijke, maar maatschappelijk enorm belangrijke ‘hoofdpijndossiers’ aan. Ik denk dat DataFryslân meer in het centrum van het debat terecht zal komen. Dat maakt het voor mij ook essentieel dat we qua onderzoeksthema’s ook een onderwerp als inclusie niet vergeten. Dat gaat immers over participatie. Ik bedoel daarmee: als mensen afhaken, als mensen ons democratische stelsel niet meer als het hunne ervaren, tegen alles nee zeggen, dan zullen we die mensen niet meer kunnen bereiken. Dan krijgen we als het ware parallelle werelden – verschillende werkelijkheden naast elkaar die niet meer met elkaar kunnen discussiëren. Ik geloof dat wij als DataFryslân kunnen helpen te voorkomen dat zoiets gebeurt.”
Tekst: Diederik Plug. Foto: Marieke Balk.