Voor het /PODIUM Data & Bioferskaat hield Jarren Verbeek, specialist GIS & Remote sensing bij Cobra Groeninzicht, onlangs een presentatie over de manier waarop data kunnen helpen in kaart te brengen hoe stedelijk groen erbij staat en wat ervoor nodig is om onze steden nog groener te krijgen.
Een kleine twee jaar geleden presenteerde het onafhankelijke ‘groenadviesbureau’ Cobra Groeninzicht in samenwerking met het vaktijdschrift Stad + Groen het Tree Paper 2019. Daarin werden voor de 32 grootste gemeenten van Nederland (100.000 of meer inwoners) op een rij gezet hoe groen die eigenlijk zijn – gebaseerd op onderzoek uit 2018. De landelijke media haakten gretig op het rapport in en sommige gemeenten pronkten maar al te graag met de cijfers. Ede bijvoorbeeld, dat kon bogen op de meeste bomen per hoofd van de bevolking (1 boom per 11,6 inwoners). Apeldoorn kon dan weer pronken met de meeste bomen op zijn grondgebied: een kleine 1.87 miljoen stuks, tegen bijna 1,34 miljoen stuks in Ede. Waar natuurlijk de kanttekening bij past dat beide gemeenten in de bosrijkste provincie van Nederland liggen.
Maar dat pronken met andermans (boom)kronen was dan ook maar een deel van het verhaal. Tree Paper 2019 bevatte ook cijfers over de CO2-opslag en -opname door bomen per gemeente-inwoner, de hoeveelheid hemelwater die het boomareaal per gemeente afvangt, welke gemeenten de groenste tuinen hebben en welke gemeenten dankzij hun groen de laagste gemiddelde temperaturen kennen. En dat is wat de makers van het rapport, onder wie Jarren Verbeek, onder de aandacht wilden brengen: door gebruik te maken van een scala aan databronnen, zoals lucht- en satellietfoto’s, LIDAR (de afstand tot een object of oppervlak bepalen door middel van laserpulsen), gecombineerd met veldwerk door ecologen, is in de afgelopen jaren een compleet ‘vegetatiebeeld’ ontstaan van Nederland, inclusief CO2-opname, waterafvang en de afvang van fijnstof. Het ‘boomkronenbeeld’ is inmiddels tot op buurtniveau bekend. Over de manier waarop de benodigde data worden verzameld en wat daarmee wordt gedaan ging Verbeeks presentatie.
“Er is veel behoefte aan die informatie”, aldus Verbeek. “Zo’n vegetatiebeeld voor gemeenten bijvoorbeeld noodzakelijk voor het kunnen uitvoeren van hun beheerplicht en vergroeningstaak.” Dat de nadruk daarbij op bomen ligt, is verklaarbaar, schreven de makers van het Tree Paper destijds: ‘Bomen zijn alleskunners. Ze verkoelen de omgeving, reinigen de lucht, bevorderen de waterhuishouding en hebben een positieve invloed op de biodiversiteit en op onze (mentale) gezondheid.’
Maar die biodiversiteit, hoe meet je die dan aan de hand van een overzicht van bomen? “Als je weet hoeveel bomen en vegetatie er in een bepaald gebied zijn, kun je uitrekenen hoe groot de kans is dat daar de een grote soortenvariatie is,” legt Verbeek uit, “Een vaste standaard voor het meten van biodiversiteit is er namelijk niet. Daar valt nog een wereld te winnen.” Temeer omdat de data die Jarren Verbeek en zijn collega’s verzamelen, beleidsmakers “handelingsperspectief bieden, een gereedschapskist” voor het maken én evalueren van beleid dat almaar belangrijker wordt.
In onze Podcast Frysk Frame vertelt Jarren Verbeek als aanvulling op zijn goed bezochte presentatie meer over dit thema; hij gaat onder meer in op de vraag hoe lastig het is om op basis van data een overtuigend verhaal te vertellen over biodiversiteit en waarom ondanks het snel groeiende aantal databronnen en technische mogelijkheden de input van de mensen die leven en werken in de onderzochte gebieden onmisbaar is. Beluister de Podcast op Apple Podcasts, Spotify of Google Podcasts.
(Foto: Floris Leeuwenberg, Richard Winkelmeijer)