Andrej Zwitter is decaan van de Faculteit Campus Fryslân. Hij is er ook Professor of Governance and Innovation en in dat kader zijn data voor hem gesneden koek. Voor hem betekent datagedreven werken niet alleen dat overheden een cultuurverandering moeten ondergaan, maar ook dat de burger daar deel van moet uitmaken.
“Het is een grote stap om van data tot informatie te komen. Het is een nog grotere stap van informatie naar kennis, en dan is er nóg een grote stap van kennis naar bruikbare, toepasbare kennis. Door datagedreven te werken kun je slim, voorspellend besturen en toekomstgericht denken in plaats van alleen te werken op basis van data over het verleden. Neem het hoger onderwijs. De ministeries kijken naar de arbeidsmarktgegevens over de afgelopen vijf jaar om te voorspellen of een nieuw onderwijsprogramma kans heeft om te slagen en of de studenten die ermee worden opgeleid een goede kans op een baan hebben. Maar wat ze met die data niet doen is mensen opleiden voor de toekomst.”
“Een voorbeeld: iedereen heeft het nu over de klimaatverandering, Nederland doet er veel aan om daarin een leidende rol te spelen, maar kijk naar de arbeidsmarktdata van de afgelopen vijf jaar en je ziet dat er op dat gebied nog geen banen te vinden zijn. Dat aspect staat nog niet op de radar van de opleidingsgerelateerde overheidsinstellingen – die vormen hun beleid immers op basis van het verleden. En dat is wat datagedreven werken kan veranderen, doordat je kunt zeggen: we voorspellen een verandering van het klimaat, dat betekent dat we mensen moeten opleiden om daarmee aan de slag te kunnen, die kennis hebben van duurzaamheid, klimaatbestendig of circulair werken. Zo’n aanpak vraagt om een andere manier van denken binnen organisaties. Het vraagt vooral om interdisciplinair denken – dat is essentieel. Kijk in dit geval dus niet alleen naar arbeidsmarktdata, maar ook naar data over de factoren die direct of indirect invloed gaan hebben op die arbeidsmarkt.”
“Als je het hebt over ruwe data, dan is er in feite geen concept van eigendom voor. Dat is een probleem, want de rechten en plichten van de bron van die data (bijvoorbeeld een persoon) en het bedrijf aan wie deze zijn data geeft wordt nu geregeld door de algemene voorwaarden van die laatste partij. En die gaat soms heel ver; Instagram bijvoorbeeld mag heel veel doen met jouw data. Voor de overheid liggen de zaken natuurlijk anders, al was het maar vanwege de AVG. Maar hoe moet de overheid omgaan met haar data als ze weet dat de burgers vaak zijn uitgeleverd aan de voorwaarden van de grote techbedrijven omdat de diensten die zij bieden zo goed als onmisbaar zijn? Hoe moeilijk is het bijvoorbeeld om géén Whatsapp te gebruiken. Of om een gratis gmail-account te hebben.”
“Ik denk dat de overheid de taak heeft om bewustzijn te creëren bij de mensen over hoe er met hun data wordt omgegaan en wat de positieve en negatieve consequenties daarvan zijn. Dat doe je door transparant te zijn en te garanderen dat die data in veilige handen zijn. En door ervoor te zorgen dat elke burger bepaalde rechten heeft over de data die hij zelf produceert. Dat noemen we digitale soevereiniteit: dat je de baas bent over je eigen data. Op dat gebied gaat de komende jaren veel gebeuren. Maar we kunnen al zo veel met niet-persoonsgebonden data. Je kunt de burger helpen met informatie waarin je gezondheidsrisico’s kunt voorspellen op basis van gedrag bijvoorbeeld – of iemand sport of niet, hoe hij of zij er financieel voor staat, enzovoort. En dat kan, zonder dat je de individuele data van iemand in gevaar hoeft te brengen. Het is heel belangrijk om dat duidelijk te maken, om de burger te betrekken bij het herkennen van het belang van data in zijn leven. En om te laten zien dat daar ook positieve kanten aan zitten.”
Tekst: Diederik Plug. Foto: Marieke Balk.