Het CBS zet overal in het land samenwerkingen op met lokale en regionale overheden, die zo bij hun ambitie om datagedreven te werken gebruik kunnen maken van data en expertise van het CBS. Volgens Gerhard Dekker, Hoofd Ontwikkeling Regionale Datacentra en Regionale Datadiensten bij het CBS, leert zijn organisatie heel veel van zijn partners, maar ook de overheden zelf hebben nog veel te leren. Bijvoorbeeld dat het CBS als partner alleen niet zaligmakend is.
“Onze samenwerking met lokale en regionale partners is heel waardevol. Wij vervullen zo onze wettelijke rol van leverancier van statistieken aan de overheid en ondersteunen datagedreven werken op lokaal en regionaal niveau, de overheidspartijen geven ons de context die statistieken een meerwaarde geeft. Kijk, wij kunnen als een koekjesfabriek onze statistieken jaar in, jaar uit van de lopende band laten rollen, maar door deze samenwerking komen we nog meer met beide benen in de maatschappij te staan – elke laag van de overheid kan ons dezelfde vraag stellen, maar in een totaal andere context. De een moet immers uitvoeren, de ander maakt beleid, weer een ander moet controleren. Dat maakt ons werk dynamischer.”
“Als het CBS en overheden hun krachten bundelen ontstaat een krachtige samenwerking; lokale beleidsvragen kunnen worden beantwoord door slim gebruik te maken van de kennis en expertise van beide partijen. En door een koppeling te maken tussen data van de overheid en van het CBS ontstaat meer inzicht in wat er feitelijk gebeurt. En die feitelijke kennis is de basis voor datagedreven en ‘evidence based’ werken.”
“Ik heb veel geleerd van het werken in de regio’s. Ik kan met een kruiwagen vol materiaal komen voorrijden en zeggen: dit zijn alle data die ik heb, maar dat is op zijn best een deel van het antwoord. Wij zijn geen bestuurskundigen of inhoudelijk deskundigen, we zijn statistici. We snappen niet altijd hoe bepaalde data ingezet worden voor het lokale bestuur – dat moet ons worden verteld.”
“Ik zie veel overheden die data ‘hamsteren’, omdat zij die mogelijk nodig zullen hebben. Ik denk dat het belangrijker is om de juiste vragen te stellen en precies te weten wat je met de antwoorden gaat doen. Vervolgens kan dan mogelijk toegang tot de data georganiseerd worden. Dat betekent dat we elkaar als betrokken partijen scherp moeten houden. Soms ontstaat er bijvoorbeeld behoefte aan meer recente cijfers dan wij leveren. Neem de sterftecijfers. Die werden voorheen elke zes maanden gepubliceerd, maar tijdens de coronacrisis werd het opeens heel belangrijk om ze vaker te publiceren. Wij slaagden erin de sterftecijferrapportage naar eens per week te krijgen. Dat vergde een staaltje innovatie in statistieken maken, maar het laat zien hoe belangrijk het is dat onze partners moeilijke vragen durven te stellen.”
“Onze overheidspartners moeten zich wel realiseren dat werken met het CBS niet per se zaligmakend is. Wij leveren statistieken, meer niet. Het CBS mag wettelijk gezien niet helpen bij het nemen van beleidsbeslissingen. En alle statistieken die wij maken moeten worden gepubliceerd. Dat kan gevolgen hebben als het gaat om politiek gevoelige vragen. Onze resultaten verdwijnen niet in een la, maar zijn altijd voor iedereen online beschikbaar.”
“Wij koesteren alle veertien samenwerkingsverbanden die we hebben met verschillende regio’s en gemeenten, maar DataFryslân is binnen die groep toch wel uniek. Je hebt één aanspreekpunt, maar zit met alle grote spelers in de provincie aan tafel. Zo leren we de hele regio kennen. We hebben het gevoel gekregen dat regio-koepelconstructies als DataFryslân weleens de toekomst zouden kunnen zijn. Dat kan zeker invloed hebben op de manier waarop wij nadenken over onze toekomststrategie.”
Tekst: Diederik Plug. Foto: Marieke Balk.